Alles stroomt

WAANZIN MET DE ZELFGEKOZEN DOOD ALS GEVOLG.
Er zit veel voer voor psychiaters in de roman “Alles stroomt” van Lief Vleugels. De titel suggereert wellicht een rustig kabbelend beekje, maar ook de woest kolkende bergrivieren worden de lezer niet bespaard. De rivier is een metafoor voor het leven, en de zee staat voor de dood, waarin elk leven vroeg of laat uitmondt.
“Alles stroomt” is de vierde roman van de Vlaamse schrijfster Lief Vleugels, die geheel is opgedragen aan het leven en de dood van haar 37-jarige dochter Matilde. Zij stapte op 16 Maart 2014 actief uit het leven, tezamen met haar 51-jarige vriend Willem. Pikant detail is dat beiden elkaar in de psychiatrie ontmoet hebben, en dat ze de diagnose Manisch-Depressieve stoornis met elkaar delen, waardoor ze elkaar uitstekend aanvoelen en begrijpen.
In deze wonderbaarlijke en intrigerende roman zijn afwisselend de moeder en de overleden dochter aan het woord over hun veelbewogen levens. Brieven, dagboekfragmenten, overdenkingen en gedichten wisselen elkaar af. De schrijfster en moeder Lief Vleugels heeft veel materiaal voorhanden om de stem van haar dochter flink te laten horen, met name een twintigtal dagboeken, brieven, e-mails, telefoontjes en haar geheugen. In haar dagboekfragmenten is Matilde levendig, luid en duidelijk aanwezig, en geeft zij van binnenuit een overtuigend beeld van haar worsteling met het leven, met haar rancune over haar belaste kindertijd, met haar stemmingswisselingen, met haar wisselvallige relaties, haar wankele zelfbeeld, haar plannen voor de toekomst, haar psychiatrische opnames, haar medicatie en haar pogingen om een zelfstandig leven op te bouwen. Matilde geeft duidelijk blijk van een begaafdheid in het observeren en formuleren van datgene wat er tussen mensen gebeurt, en van haar eigen rol daarin. Daarbij valt op dat zij de wereld bekijkt door haar geheel eigen bril, waarvan de glazen dan weer een te donkere kleur hebben, en later weer een te rooskleurig beeld geven.
Elke geslaagde zelfdoding heeft een sterke impact op de nabestaanden en dierbare vrienden, die achterblijven in verbijstering, verslagenheid en verwondering, maar ook met veel vraagtekens en schuldgevoelens. Voor de hand liggende vragen zijn dan waarom, was er geen andere oplossing, heb ik signalen gemist, was deze onomkeerbare stap te voorkomen geweest, waarin ben ik tekortgeschoten en wat had ik kunnen doen om deze dood te voorkomen. Bij een suicide à deux (tweelingzelfdoding) komt hierbij nog de vraag naar de onderlinge beïnvloeding tussen het stel dat samen uit het leven gestapt is. Al deze elementen zijn terug te vinden in de roman van Lief Vleugels, die deels leest als een zoektocht of puzzeltocht door haar eigen leven en dat van haar dochter. Zelfmoordneiging is op zich geen psychiatrische stoornis, maar wordt wel sterk geassocieerd met psychiatrische ziekten, omdat het in 90% van de gevallen gepaard gaat met een psychiatrische diagnose. Lief Vleugels heeft de statistieken goed bestudeerd. Ze weet dat er na een eerste psychose maar 10% kans is op een redelijk normaal leven, en ook 10% kans dat het leven door zelfdoding eindigt.
De titel “Alles stroomt” verwijst naar het boek dat Matilde had willen schrijven, over haar ervaringen met de psychiatrie en met het spiritisme, Panta Rhei. De indruk ontstaat dat Lief Vleugels met haar boek meerdere doelen heeft nagestreefd. Zij doet een dappere poging om te begrijpen en analyseren waarom het leven van haar dochter op zelfdoding is uitgedraaid. Tegelijkertijd tracht ze te komen tot verwerking en acceptatie van het verlies van haar dochter, een moeizaam maar mooi beschreven proces. Daarnaast doet zij een eerlijke poging om zich te verweren tegen de deels onterechte rancune en verwijten van haar dochter. En last but not least wil ze het boek schrijven dat haar dochter niet meer voor elkaar heeft kunnen krijgen. Op overtuigende wijze geeft ze Matilde een podium. Daarmee krijgt ook de antipsychiatrie een duidelijke stem.
Het drama van Matilde is dat ze in toenemende mate inzicht heeft in de achtergronden van haar problemen, zoals een onveilige vroege jeugd met huiselijk geweld, vroeg vertrek van vader en misbruik door een stiefvader, maar dat deze inzichten haar niet helpen om haar emotionele en relationele chaos en angsten onder controle te krijgen. In de basis voelt zij zich ongewenst, niet geliefd, en geen liefde waard, wat past bij een laag zelfgevoel en zelfhaat. Voortreffelijk en overtuigend beschrijft ze van binnenuit de diepte van haar wanhoop, leegte en eenzaamheid, haar verlatingsangst en dan angst van de ander afhankelijk te zijn. Anderzijds zijn er de periodes van euforie en kracht, waarin zij meent de hele wereld aan te kunnen, door de omgeving als manie bestempeld. Met name de eerste psychose van Matilde wordt buitengewoon indringend door haar beschreven. Hat jargon van de psychiatrie gaat haar steeds beter af, waaruit blijkt dat al die opnames in elk geval iets opleveren. Wat diagnoses betreft blijft het zoeken, van psychose en manie tot depressie en zelfs borderlinestoornis. Als definitieve diagnose vinden we Bipolaire Stoornis, ook bekend als Manisch-Depressieve stoornis. Steeds weer blijkt dat het vinden van de juiste medicatie een moeizaam proces is, en dat de ups en downs elkaar blijven opvolgen. Toch weet Matilde uiteindelijk welke middelen haar steun geven, zowel bij depressie als in de ontremde, manische fase. Ook laat ze zich bij herhaling opnemen, aanvankelijk gedwongen, later ook wel vrijwillig. Haar relaties met de mannen met wie ze tussendoor samenwoont worden gekenmerkt door aantrekken en afstoten, net zoals de symbiotische relatie met haar moeder, gekenmerkt door verlatingsangst. Pas bij Willem vindt ze tenslotte een soort rust. Daarvoor woont ze wisselend bij Moeke, Vake, of een van haar vrienden. Alcohol is duidelijk een valkuil voor Matilde, ze worstelt hier wisselend mee. Ze probeert jarenlang om haar leven en toekomst op te bouwen en te studeren, onder andere toneel, maar het wil niet van de grond komen. Ze gaat inzien dat ze nooit zelfstandig zal kunnen leven. Ze noemt zichzelf te laf om eruit te stappen.
De spanningsboog blijft in deze roman voortdurend aanwezig, doordat er enerzijds steeds meer puzzelstukjes worden aangedragen in brieven en dagboekfragmenten, terwijl er anderzijds ook voldoende focus is op raadsels en ontbrekende puzzelstukken, zoals de zoekgeraakte geheimzinnige pakketjes met de laatste wil en een verdwenen dagboek dat weer boven water komt. Aangrijpend is de passage waarin Mati aan moeder vraagt om haar te doden.
De roman begint met een bericht uit een Tsjechische krant, waaruit blijkt dat bij Horni twee Vlamingen onder raadselachtige omstandigheden zijn verongelukt, Hij eindigt met de ijzersterke dagboekfragmenten van Mati over de laatste periode, waarin ze zielsgelukkig is met Willem, ondanks de ups en downs, en waarin ze tot de overtuiging komt dat ze het licht gezien heeft. Ze heeft een onuitputtelijke kracht, en is klaar om over te gaan naar een andere wereld. Dankzij een visioen weet ze dat ze nu niet meer bang hoeft te zijn. Het is te mooi om waar te zijn. Ze geeft zich over aan de stroom van Panta Rhei.
Bruid en bruidegom van de dood, zo worden Mati en Willem genoemd in het laatste gedicht. Een tragikomisch detail is dat Matilde twee keer begraven wordt, in Antwerpen en in Herentals, omdat haar gescheiden ouders het niet eens kunnen worden over het uitvoeren van de laatste wil van het stel, namelijk samen begraven worden in hetzelfde graf, met als opschrift op de grafsteen: Panta Rhei. De kool en de geit worden gespaard, beide ouders krijgen hun zin.
Hoewel er aan het slot misschien nog wel een paar puzzelstukjes ontbreken geeft deze roman een overtuigend beeld van het leven, lijden en sterven van Matilde, met alle ups en downs, zowel vanuit haar eigen perspectief als vanuit dat van haar moeder. Zowel voor psychiaters als voor nieuwsgierige leken is dit boek een echte aanrader. Voorwaar een grootse prestatie van Lief Vleugels.

Philip L. Teepe, psychiater